HET JAAR 1633

In de maand mei 1633 toen Frederik Hendrik met het grootste gedeelte van zijn leger voor Rijnberk lag- kwamen de Spanjaarden door Braband op Maaseijk af en trokken de Maas over, op de plaats genaamd "De blauwe Hand" De Staatsen onder aanvoering van den luitenant-generaal der cavalerie, van Stakenbroek genaamd, trachtte met veertig compagniën ruiters de overtocht te belemmeren maar te laat. Nog in dezelfde nacht van 27 mei werd hij gedwongen zich op Roermond terug te trekken.De Spanjaarden verschansten zich nu te Stevensweert en omgaven de plaats zelve met vestigingswerken naar de eisen van de tijd.De bevelhebbers wierpen rond de plaats een zware aarden wal met zeven bastions*, dit alles omgeven met een diepe gracht en versterkt met een stevige tegen-voorwal. Om voortdurend communicatie-mogelijkheid te onderhouden met het Spaans gebleven Kempische achterland werd een brug over de Nieuwe Maas geslagen met aan de andere zijde een geducht bruggenhoofd. Drie bastions van de vesting lagen rakelings langs de Maas en alsof dit nog niet genoeg ware, bouwden de legeraanvoerders Contelmo en Muncado nog drie kleine forten- één op het punt waar de Oude en de Nieuwe Maas zich scheidden - in het Zuiden, en een aan de Noordpunt van het eiland waar de stromen zich weer verenigen. Het derde fort lag ongeveer in het midden van de Oude Maas, toen nog de waterrijkste arm van de rivier.
De bedoeling van de Spanjaarden was duidelijk. Vooral Maurits en de Staatse krijgskundigen die hem opvolgden, gebruikten de waterwegen voor het transport van troepen en oorlogsmateriaal. De verbinding te verbreken tussen Maastricht aan de eene kant en Venlo en Roermond aan de andere kant en zodoende de voorname vesting Maastricht van de andere Staatse gebieden af te snijden, was de toeleg van de markgraaf van Aytona. Zo ontstond de vesting Stevensweert. Toen dan ook bij de Vrede van Munster* in 1648 de 80-jarige oorlog eindigde en bepaald werd, dat én de Staatsen én de Spanjaarden zouden behouden wat ze op dat ogenblik bezaten, bleef de ammenie* van Montfort Spaans. De juiste grenzen zouden later worden vastgesteld; en dit gebeurde eerst in 1661 bij het z.g. "Partage-verdrag".*

Met Stevensweert (we hebben reeds meermalen gezien dat onze plaats niet in alles met het Land van Montfort verbonden was) gebeurde echter weer iets bijzonders. Reeds vóór het sluiten van de vrede, had op 27 december 1647 een vergelijk plaats tussen het huis van Oranje en de Koning van Spanje, waarbij Stevensweert van het wedervaren van de rest van het ambt Montfort werd uitgezonderd. Stevensweert bleef persoonlijk bezit van het Huis van Oranje,- doch Spaans : "In zijn geschiedenis van het Bisdom Roermond" schrijft Jos Habets, Deel I, pag. 35-36 dat zelfs geheel het ambt Montfort onder de titel van heerlijkheid zonder opperheerschappij aan Prins Frederik van Oranje werd afgestaan, onder voorwaarde dat hij het van den Koning zou te leen houden. Of de vesting in 1673 toen de Fransen met de Republiek der Verenigde Nederlanden in oorlog waren, rampzalige gebeurtenissen heeft ondergaan, is ons niet bekend. Wel werd "geheel de Staatse Partagie"* in "Limburg" door de Fransen veroverd. Gedurende de onderhandelingen gevoerd tussen de Vrede van Rijswijk*, die een einde maakte aan de Negenjarige Oorlog, en de Spaanse Successie-Oorlog*, werd door de Staten en Engeland van de tegenpartij, Frankrijk en Spanje geeist de ontruiming der Spaanse Nederlanden door de Franse garnizoenen en de bezetting met Staatse troepen van een reeks vestingen waaronder ook Stevensweert werd genoemd.


DE BELEGERING VAN 1702

Aanleiding.
Op 1 november van het jaar 1700 stierf de Spaanse koning Karel II zonder nakomelingen. Volgens zijn testament zou het hele Spaanse rijk ten deel vallen aan hertog Philips van Anjou, een kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. Deze laatste kon hier mee instemmen omdat hij zichzelf, naast koning van Frankrijk, ook al zag als de feitelijke heerser over Spanje. De vereniging van de kronen van Frankrijk en Spanje legde hij in 1701 nog eens vast in een decreet waarin bepaald werd dat zijn kleinzoon het erfrecht op de Franse kroon volledig zou behouden, ook al was hij koning van Spanje geworden. Het plan van Lodewijk XIV, een ernstige verstoring van het Europese evenwicht, lokte vanzelfsprekend heftige reacties uit. Met name de Nederlandse stadhouder Willem III, sinds 1688 ook koning van Engeland, speelde een grote rol in het verzet tegen de Franse koning. Het lukte hem een coalitie te smeden tussen Engeland, de Republiek en keizer Leopold van Habsburg. Samen zouden ze onder zijn leiding de strijd aangaan tegen de Franse expansiedrift. Helaas overleed de koning-stadhouder vroegtijdig na een ongelukkige val van zijn paard in februari 1702. Het geallieerde leger in de oorlog, die bekend staat als de Spaanse Successie-oorlog (1702-1713), zou nu geleid worden door de hertog van Marlborough. Hij groeide uit tot een van de grootste legeraanvoerders in de krijgsgeschiedenis. Bij het uitbreken van de oorlog werd Marlborough benoemd tot opperbevelhebber van het Hollandse leger, hoewel de Staten-Generaal wel controle bleven uitoefenen.
Reeds in 1701 werden in een aantal Spaanse vestingen langs de Maas Franse troepen gelegerd. Het geallieerde leger dat in 1702 vanuit Nijmegen naar het zuiden trok, besloot nog in hetzelfde jaar na de inname van Weert de Maasvestingen Venlo, Roermond, Stevensweert en Luik aan te vallen. Venlo werd op 29 augustus ingesloten en capituleerde op 25 september na een beschieting met kanonnen en mortieren onder leiding van de Nederlandse vestingbouwkundige Menno van Coehoorn. Roermond en Stevensweert wilde men vanwege tijdnood tegelijkertijd aanvallen. Het voor een belegering gunstige zomerseizoen was immers reeds ver gevorderd en wanneer er een regenperiode zou optreden, met stijgend water in de Maas, dan zou de verovering van het tussen twee Maasarmen gelegen Stevensweert vrijwel onmogelijk worden. Blijkens een spionnenbericht waren de verdedigingswerken van de vesting in redelijk goede staat, een verdienste die aan de vestingcommandant werd toegeschreven. De spion was echter niets te weten gekomen over de sterkte van de artillerie en de inhoud van de magazijnen.


Belegering en overgave.

Op 23 september 1702 arriveerde een detachement van 12 eskadrons ruitersoldaten onder commando van Frederik Louis Charles de Noyelles, graaf van Falais, in de omgeving van Stevensweert. De dag erna volgden 7 bataljons infanterie, waarvan 3 Nederlandse en 4 Engelse onder generaal-majoor Orkney. De voor het beleg benodigde artillerie (kanonnen en mortieren) werd per schip aangevoerd vanuit Maastricht. Nadat de stukken op 28 september aan land waren gebracht, kon men beginnen met de opstelling van de batterijen. Op de westelijke oever, rond de Houbenhof, werden zo’n 20 kanonnen en een aantal mortieren opgesteld. De schipbrug op die locatie was reeds eerder dat jaar naar Venlo overgebracht. Een tweede batterij met alleen mortieren werd geplaatst ten zuiden van de vesting tussen Stevensweert en Ohé en Laak. Het zware geschut werd met paarden in de goede posities gesleept en ondanks dat de verdedigers vanaf de wallen dit alles zagen gebeuren, konden ze blijkbaar niet verhinderen dat deze voorbereidende werkzaamheden plaatsvonden. In de namiddag van 30 september waren de batterijen gereed en werd het vuur geopend. De dag erna ging de beschieting verder. Met de kanonnen werden bressen geschoten in het bastion ten zuiden van de Maaspoort en in het aangrenzende ravelijn. Uit “een menigte van groote en kleine mortieren” werden voortdurend zware bommen afgeschoten die in een grote boog door de lucht vlogen en binnen de vesting neervielen. Vervolgens ontploften de met kruit gevulde projectielen en veroorzaakten schade en brand op de plekken waar ze neerkwamen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke beschieting, gezien de kleine oppervlakte van de vesting, een verwoestende uitwerking had. Op een door Daniël Marot vervaardigde gravure van de belegering staat een Latijns vers dat, vrij vertaald, betekent: “Hoe meer men op 2 oktober 1702 Stevensweert tegen de vlammen probeerde te beschermen, hoe heviger het ging branden. In het midden van de Maas gelegen was Stevensweert niet opgewassen tegen de vlammen maar smeekte dat het vuur de wateren niet in de as zou leggen”.24 Het is een dichterlijke beschrijving van de branden die een deel van de vesting verwoestten.
Overigens was een dergelijke bommenregen het beproefde recept van Menno van Coehoorn, hoewel nergens vermeld staat dat hij persoonlijk bij de beschieting aanwezig was. Zijn strategie was een vesting zodanig te beschadigen dat een latere stormaanval zo weinig mogelijk mensenlevens kostte. Toen De Noyelles het moment rijp achtte voor die stormaanval, liet hij de soldaten via loopgraven vanuit de zuidelijke batterij de vesting naderen. De manschappen richtten vervolgens hun aanval op de buitenwal ter plaatse van het door kanonvuur aangetaste bastion en ravelijn. Toen de troepen daar de rand van de gracht hadden bereikt, gaf de vestingcommandant zich over. Het overtrekken van de gracht, dat door vijandelijk vuur vanaf de wallen nog veel levens had kunnen kosten, was niet meer nodig. Op 1 oktober ’s avonds om elf uur sloeg de bezetting de chamade, een trommelsignaal dat de overgave aankondigde. Nog in dezelfde nacht werden de capitulatievoorwaarden opgesteld en om twee uur na middernacht ondertekend.
Het einde van de Spaanse periode van de vesting Stevensweert was een feit. Aan Staatse kant waren ca. 20 doden en gewonden gevallen, hetgeen men acceptabel vond. Over doden en gewonden onder de verdedigers en de burgerbevolking is niets bekend.

 
 
 
E-mailen